Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

1 Petrus 1

1 Petrus

Index

Hoofdstuk 2

1


 

  Zo legt dan af alle kwaadheid, en alle bedrog, en geveinsdheid, en nijdigheid, en alle achterklappingen;  

 

 

-

2


 

  En, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen;  

 

 

-

3


 

  Indien gij anders gesmaakt hebt, dat de Heere goedertieren is.  

 

 

-

4


 

  Tot Welken komende, als tot een levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar;  

 

 

-

5


 

  Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Godeaangenaam zijn door Jezus Christus.  

 

 

-

6


 

  Daarom is ook vervat in de Schrift: Ziet, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.  

 

 

-

7


 

  U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen wordt gezegd: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd deshoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis;  

 

 

-

8


 

  Dengenen namelijk, die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn.  

 

 

-

9


 

  Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit deduisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht;  

 

 

-

10


 

  Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden.  

 

 

-

11


 

  Geliefden, ik vermaan u als inwoners en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen de ziel;  

 

 

-

12


 

  En houdt uw wandel eerlijk onder de heidenen; opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken, die zij in u zien, Godverheerlijken mogen in den dag der bezoeking.  

 

 

-

13


 

  Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij den koning, als de opperste macht hebbende;  

 

 

-

14


 

  Hetzij den stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot prijs dergenen, die goed doen.  

 

 

-

15


 

  Want alzo is het de wil van God, dat gij, weldoende, den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen;  

 

 

-

16


 

  Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten van God.  

 

 

-

17


 

  Eert een iegelijk; hebt de broederschap lief; vreest God; eert den koning.  

 

 

-

18


 

  Gij huisknechten, zijt met alle vreze onderdanig den heren, niet alleen den goeden en bescheidenen, maar ook den harden.  

 

 

-

19


 

  Want dat is genade, indien iemand om het geweten voor God zwarigheid verdraagt, lijdende ten onrechte.  

 

 

-

20


 

  Want wat lof is het, indien gij verdraagt, als gij zondigt, en daarover geslagen wordt? Maar indien gij verdraagt, als gij weldoet, en daarover lijdt, dat is genade bijGod.  

 

 

-

21


 

  Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen;  

 

 

-

22


 

  Die geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden;  

 

 

-

23


 

  Die, als Hij gescholden werd, niet wederschold, en als Hij leed, niet dreigde; maar gaf het over aan Dien, Die rechtvaardiglijk oordeelt;  

 

 

-

24


 

  Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout; opdat wij, der zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gijgenezen zijt.  

 

 

-

25


 

  Want gij waart als dwalende schapen; maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen.   

 

 

-

1 Petrus 3

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: