Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Spreuken 27

Spreuken

Index

Hoofdstuk 28

1


 

  De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw.  

 

 

-

2


 

  Om de overtreding des lands zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige en wetende mensen zal insgelijks verlenging wezen.  

 

 

-

3


 

  Een arm man, die de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat er geen brood zij.  

 

 

-

4


 

  Die de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich in strijd tegen hen.  

 

 

-

5


 

  De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den HEERE zoeken, verstaan alles.  

 

 

-

6


 

  De arme, wandelende in zijn oprechtheid, is beter, dan die verkeerd is van wegen, al is hij rijk.  

 

 

-

7


 

  Die de wet bewaart, is een verstandig zoon; maar die der vraten metgezel is, beschaamt zijn vader.  

 

 

-

8


 

  Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt.  

 

 

-

9


 

  Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed zelfs zal een gruwel zijn.  

 

 

-

10


 

  Die de oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede beerven.  

 

 

-

11


 

  Een rijk man is wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig is, doorzoekt hem.  

 

 

-

12


 

  Als de rechtvaardigen opspringen van vreugde, is er grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen, wordt de mens nauw gezocht.  

 

 

-

13


 

  Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen.  

 

 

-

14


 

  Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, zal in het kwaad vallen.  

 

 

-

15


 

  De goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder loopt.  

 

 

-

16


 

  Een vorst, die van alle verstand gebrek heeft, is ook veelvoudig in verdrukkingen; maar die de gierigheid haat, zal de dagen verlengen.  

 

 

-

17


 

  Een mens, gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden; men ondersteune hem niet!  

 

 

-

18


 

  Die oprecht wandelt, zal behouden worden; maar die zich verkeerdelijk gedraagt in twee wegen, zal in den enen vallen.  

 

 

-

19


 

  Die zijn land bouwt, zal met brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, zal met armoede verzadigd worden.  

 

 

-

20


 

  Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is, om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen.  

 

 

-

21


 

  De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden.  

 

 

-

22


 

  Die zich haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet niet, dat het gebrek hem overkomen zal.  

 

 

-

23


 

  Die een mens bestraft, zal achterna gunst vinden, meer dan die met de tong vleit.  

 

 

-

24


 

  Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel.  

 

 

-

25


 

  Die grootmoedig is, verwekt gekijf; maar die op den HEERE vertrouwt, zal vet worden.  

 

 

-

26


 

  Die op zijn hart vertrouwt, die is een zot; maar die in wijsheid wandelt, die zal ontkomen.  

 

 

-

27


 

  Die den armen geeft, zal geen gebrek hebben; maar die zijn ogen verbergt, zal veel vervloekt worden.  

 

 

-

28


 

  Als de goddelozen opkomen, verbergt zich de mens; maar als zij omkomen, vermenigvuldigen de rechtvaardigen.   

 

 

-

Spreuken 29

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: