Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 114

Psalmen

Index

Hoofdstuk 115

1


 

  Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil.  

 

 

-

2


 

  Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God?  

 

 

-

3


 

  Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.  

 

 

-

4


 

  Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen;  

 

 

-

5


 

  Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet;  

 

 

-

6


 

  Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet;  

 

 

-

7


 

  Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel.  

 

 

-

8


 

  Dat die hen maken hun gelijk worden, en al wie op hen vertrouwt.  

 

 

-

9


 

  Israel! vertrouw gij op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild.  

 

 

-

10


 

  Gij huis van Aaron! vertrouw op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild.  

 

 

-

11


 

  Gijlieden, die den HEERE vreest! vertrouwt op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild.  

 

 

-

12


 

  De HEERE is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israel zegenen, Hij zal het huis van Aaron zegenen.  

 

 

-

13


 

  Hij zal zegenen, die den HEERE vrezen, de kleinen met de groten.  

 

 

-

14


 

  De HEERE zal den zegen over ulieden vermeerderen, over ulieden en over uw kinderen.  

 

 

-

15


 

  Gijlieden zijt den HEERE gezegend, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft.  

 

 

-

16


 

  Aangaande den hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven.  

 

 

-

17


 

  De doden zullen den HEERE niet prijzen, noch die in de stilte nedergedaald zijn.  

 

 

-

18


 

  Maar wij zullen den HEERE loven van nu aan tot in der eeuwigheid. Hallelujah!   

 

 

-

Psalmen 116

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: