Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 50

Psalmen

Index

Hoofdstuk 51

1


 

  Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.  

 

 

-

2


 

  Was mij wel van mijn ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde.  

 

 

-

3


 

  Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.  

 

 

-

4


 

  Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.  

 

 

-

5


 

  Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.  

 

 

-

6


 

  Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste, en in het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend.  

 

 

-

7


 

  Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.  

 

 

-

8


 

  Doe mij vreugde en blijdschap horen; dat de beenderen zich verheugen, die Gij verbrijzeld hebt.  

 

 

-

9


 

  Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.  

 

 

-

10


 

  Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest.  

 

 

-

11


 

  Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.  

 

 

-

12


 

  Geef mij weder de vreugde Uws heils; en de vrijmoedige geest ondersteune mij.  

 

 

-

13


 

  Zo zal ik de overtreders Uw wegen leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren.  

 

 

-

14


 

  Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen.  

 

 

-

15


 

  Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.  

 

 

-

16


 

  Want Gij hebt geen lust tot offerande, anders zou ik ze geven; in brandofferen hebt Gij geen behagen.  

 

 

-

17


 

  De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten.  

 

 

-

18


 

  Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op.  

 

 

-

19


 

  Dan zult Gij lust hebben aan de offeranden der gerechtigheid, aan brandoffer en een offer, dat gans verteerd wordt; dan zullen zij varren offeren op Uw altaar.   

 

 

-

Psalmen 52

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: