Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 8

Psalmen

Index

Hoofdstuk 9

1


 

  Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Muth-Labben.  

 

 

-

2


 

  In U zal ik mij verblijden, en van vreugde opspringen; ik zal Uw Naam psalmzingen, o Allerhoogste!  

 

 

-

3


 

  Omdat mijn vijanden achterwaarts gekeerd, gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht.  

 

 

-

4


 

  Want Gij hebt mijn recht en mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid.  

 

 

-

5


 

  Gij hebt de heidenen gescholden, den goddeloze verdaan, hun naam uitgedelgd, tot in eeuwigheid en altoos.  

 

 

-

6


 

  O vijand! zijn de verwoestingen voleind in eeuwigheid, en hebt gij de steden uitgeroeid? Hunlieder gedachtenis is met hen vergaan.  

 

 

-

7


 

  Maar de HEERE zal in eeuwigheid zitten; Hij heeft Zijn troon bereid ten gerichte.  

 

 

-

8


 

  En Hij Zelf zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken oordelen in rechtmatigheden.  

 

 

-

9


 

  En de HEERE zal een Hoog Vertrek zijn voor de verdrukte, een Hoog Vertrek in tijden van benauwdheid.  

 

 

-

10


 

  En die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij, HEERE, niet hebt verlaten degenen, die U zoeken.  

 

 

-

11


 

  Psalmzingt den HEERE, Die te Sion woont; verkondigt onder de volken Zijn daden.  

 

 

-

12


 

  Want Hij zoekt de bloedstortingen, Hij gedenkt derzelve; Hij vergeet het geroep der ellendigen niet.  

 

 

-

13


 

  Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn haters mij aangedaan, Gij, Die mij verhoogt uit de poorten des doods;  

 

 

-

14


 

  Opdat ik Uw gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik mij verheuge in Uw heil.  

 

 

-

15


 

  De heidenen zijn gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden.  

 

 

-

16


 

  De HEERE is bekend geworden; Hij heeft recht gedaan; de goddeloze is verstrikt in het werk zijner handen! Higgajon, Sela.  

 

 

-

17


 

  De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen.  

 

 

-

18


 

  Want de nooddruftige zal niet voor altoos vergeten worden, noch de verwachting der ellendigen in eeuwigheid verloren zijn.  

 

 

-

19


 

  Sta op, HEERE, laat de mens zich niet versterken; laat de heidenen voor Uw aangezicht geoordeeld worden.  

 

 

-

20


 

  O HEERE! jaag hun vreze aan; laat de heidenen weten, dat zij mensen zijn. Sela. Psalmen 10  

 

 

-

Psalmen 10

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: