Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 39

Job

Index

Hoofdstuk 40

1


 

  En de HEERE antwoordde Job, en zeide:  

 

 

-

2


 

  Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop.  

 

 

-

3


 

  Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide:  

 

 

-

4


 

  Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.  

 

 

-

5


 

  Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren. Job 40  

 

 

-

6


 

  En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:  

 

 

-

7


 

  Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.  

 

 

-

8


 

  Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?  

 

 

-

9


 

  Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?  

 

 

-

10


 

  Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!  

 

 

-

11


 

  Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!  

 

 

-

12


 

  Zie allen hoogmoedige, en breng hem ten onder; en verpletter de goddelozen in hun plaats!  

 

 

-

13


 

  Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!  

 

 

-

14


 

  Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.  

 

 

-

15


 

  Zie nu Behemoth, welken Ik gemaakt heb nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund.  

 

 

-

16


 

  Zie toch, zijn kracht is in zijn lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks.  

 

 

-

17


 

  Als het hem lust, zijn staart is als een ceder; de zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten.  

 

 

-

18


 

  Zijn beenderen zijn als vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren handbomen.  

 

 

-

19


 

  Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; Die hem gemaakt heeft, heeft hem zijn zwaard aangehecht.  

 

 

-

20


 

  Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar.  

 

 

-

21


 

  Onder schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks.  

 

 

-

22


 

  De schaduwachtige bomen bedekken hem, elkeen met zijn schaduw; de beekwilgen omringen hem.  

 

 

-

23


 

  Zie, hij doet de rivier geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken.  

 

 

-

24


 

  Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem met strikken den neus doorboren kunnen?  

 

 

-

Job 41

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: