Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 14

Job

Index

Hoofdstuk 15

1


 

  Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide:  

 

 

-

2


 

  Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind?  

 

 

-

3


 

  Bestraffende door woorden, die niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet?  

 

 

-

4


 

  Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg.  

 

 

-

5


 

  Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren.  

 

 

-

6


 

  Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u.  

 

 

-

7


 

  Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht?  

 

 

-

8


 

  Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken?  

 

 

-

9


 

  Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is?  

 

 

-

10


 

  Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader.  

 

 

-

11


 

  Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u?  

 

 

-

12


 

  Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen?  

 

 

-

13


 

  Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan.  

 

 

-

14


 

  Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn?  

 

 

-

15


 

  Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen.  

 

 

-

16


 

  Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?  

 

 

-

17


 

  Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen;  

 

 

-

18


 

  Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft;  

 

 

-

19


 

  Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging.  

 

 

-

20


 

  Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd.  

 

 

-

21


 

  Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over.  

 

 

-

22


 

  Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde.  

 

 

-

23


 

  Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis.  

 

 

-

24


 

  Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde.  

 

 

-

25


 

  Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan.  

 

 

-

26


 

  Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden.  

 

 

-

27


 

  Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen;  

 

 

-

28


 

  En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden.  

 

 

-

29


 

  Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde.  

 

 

-

30


 

  Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds.  

 

 

-

31


 

  Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen.  

 

 

-

32


 

  Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen.  

 

 

-

33


 

  Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom.  

 

 

-

34


 

  Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken.  

 

 

-

35


 

  Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.   

 

 

-

Job 16

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: