Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 12

Job

Index

Hoofdstuk 13

1


 

  Ziet, dat alles heeft mijn oog gezien, mijn oor gehoord en verstaan.  

 

 

-

2


 

  Gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook; ik zwicht niet voor u.  

 

 

-

3


 

  Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust mij te verdedigen voor God.  

 

 

-

4


 

  Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders; gij allen zijt nietige medicijnmeesters.  

 

 

-

5


 

  Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou ulieden voor wijsheid wezen.  

 

 

-

6


 

  Hoort toch mijn verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen.  

 

 

-

7


 

  Zult gij voor God onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij spreken?  

 

 

-

8


 

  Zult gij Zijn aangezicht aannemen? Zult gij voor God twisten?  

 

 

-

9


 

  Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? Zult gij met Hem spotten, gelijk men met een mens spot?  

 

 

-

10


 

  Hij zal u gewisselijk bestraffen, zo gij in het verborgene het aangezicht aanneemt.  

 

 

-

11


 

  Zal u niet Zijn hoogheid verschrikken, en Zijn vreze over u vallen?  

 

 

-

12


 

  Uw gedachtenissen zijn gelijk as, uw hoogten als hoogten van leem.  

 

 

-

13


 

  Houdt stil van mij, opdat ik spreke, en er ga over mij, wat het zij.  

 

 

-

14


 

  Waarom zou ik mijn vlees in mijn tanden nemen, en mijn ziel in mijn hand stellen?  

 

 

-

15


 

  Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.  

 

 

-

16


 

  Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn; maar een huichelaar zal voor Zijn aangezicht niet komen.  

 

 

-

17


 

  Hoort naarstiglijk mijn rede, en mijn aanwijzing met uw oren.  

 

 

-

18


 

  Ziet nu, ik heb het recht ordentelijk gesteld; ik weet, dat ik rechtvaardig zal verklaard worden.  

 

 

-

19


 

  Wie is hij, die met mij twist? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven.  

 

 

-

20


 

  Alleenlijk doe twee dingen niet met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen.  

 

 

-

21


 

  Doe Uw hand verre van op mij, en Uw verschrikking make mij niet verbaasd.  

 

 

-

22


 

  Roep dan, en ik zal antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord.  

 

 

-

23


 

  Hoeveel misdaden en zonden heb ik? Maak mijn overtreding en mijn zonden mij bekend.  

 

 

-

24


 

  Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?  

 

 

-

25


 

  Zult Gij een gedreven blad verbrijzelen, en zult Gij een drogen stoppel vervolgen?  

 

 

-

26


 

  Want Gij schrijft tegen mij bittere dingen; en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid.  

 

 

-

27


 

  Gij legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten,  

 

 

-

28


 

  En hij veroudert als een verrotting, als een kleed, dat de mot opeet.   

 

 

-

Job 14

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: