Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Deuteronomium 7

Deuteronomium

Index

Hoofdstuk 8

1


 

  Alle geboden, die ik u heden gebiede, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt, en inkomt, en het land erft, dat de HEERE aan uw vaderengezworen heeft.  

 

 

-

2


 

  En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, omte weten, wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.  

 

 

-

3


 

  En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat demens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat.  

 

 

-

4


 

  Uw kleding is aan u niet verouderd, en uw voet is niet gezwollen, deze veertig jaren.  

 

 

-

5


 

  Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt, gelijk als een man zijn zoon kastijdt.  

 

 

-

6


 

  En houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn wegen te wandelen, en om Hem te vrezen.  

 

 

-

7


 

  Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten;  

 

 

-

8


 

  Een land van tarwe en gerst, en wijnstokken, en vijgebomen, en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, en van honig;  

 

 

-

9


 

  Een land, waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een land, welks stenen ijzer zijn, en uit welks bergen gij koper uithouwen zult.  

 

 

-

10


 

  Als gij dan zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, zo zult gij den HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven.  

 

 

-

11


 

  Wacht u, dat gij den HEERE, uw God, niet vergeet, dat gij niet zoudt houden Zijn geboden, en Zijn rechten, en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede;  

 

 

-

12


 

  Opdat niet misschien, als gij zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, en goede huizen gebouwd hebben, en die bewonen,  

 

 

-

13


 

  En uw runderen en uw schapen zullen vermeerderd zijn, ook zilver en goud u zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt vermeerderd zal zijn;  

 

 

-

14


 

  Uw hart zich alsdan verheffe, dat gij vergeet den HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgevoerd heeft;  

 

 

-

15


 

  Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, waar vurige slangen, en schorpioenen, en dorheid, waar geen water was; Die u water uit de keiachtige rotsvoortbracht;  

 

 

-

16


 

  Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed;  

 

 

-

17


 

  En gij in uw hart zegt: Mijn kracht, en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verkregen.  

 

 

-

18


 

  Maar gij zult gedenken den HEERE, uw God, dat Hij het is, Die u kracht geeft om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn verbond bevestige, dat Hij aan uw vaderengezworen heeft, gelijk het te dezen dage is.  

 

 

-

19


 

  Maar indien het geschiedt, dat gij den HEERE, uw God, ganselijk vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en u voor dezelve buigt, zo betuig ik heden tegen u,dat gij voorzeker zult vergaan.  

 

 

-

20


 

  Gelijk de heidenen, die de HEERE voor uw aangezicht verdaan heeft, alzo zult gij vergaan, omdat gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zultgeweest zijn. Deuteronomium 9  

 

 

-

Deuteronomium 9

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: