Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Exodus 4

Exodus

Index

Hoofdstuk 5

1


 

  En daarna gingen Mozes en Aaron heen, en zeiden tot Farao: Alzo zegt deHEERE, de God van Israel: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij een feest houdein de woestijn!  

 

 

-

2


 

  Maar Farao zeide: Wie is de HEERE, Wiens stem ik gehoorzamen zou, om Israelte laten trekken? Ik ken den HEERE niet, en ik zal ook Israel niet laten trekken.  

 

 

-

3


 

  Zij dan zeiden: De God der Hebreen is ons ontmoet; zo laat ons tochheentrekken, den weg van drie dagen in de woestijn, en den HEERE, onzen God,offeren, dat Hij ons niet overkome met pestilentie, of met het zwaard.  

 

 

-

4


 

  Toen zeide de koning van Egypte tot hen: Gij, Mozes en Aaron! waarom trekt gijhet volk af van hun werken? Gaat heen tot uw lasten.  

 

 

-

5


 

  Verder zeide Farao: Ziet, het volk des lands is alreeds te veel; en zoudt gijliedenhen doen rusten van hun lasten?  

 

 

-

6


 

  Daarom beval Farao, ten zelfden dage, aan de aandrijvers onder het volk, endeszelfs ambtlieden, zeggende:  

 

 

-

7


 

  Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer geven, tot het maken dertichelstenen, als gisteren en eergisteren; laat hen zelven heengaan, en stro voorzichzelven verzamelen.  

 

 

-

8


 

  En het getal der tichelstenen, die zij gisteren en eergisteren gemaakt hebben, zultgij hun opleggen; gij zult daarvan niet verminderen; want zij gaan ledig; daaromroepen zij, zeggende: Laat ons gaan, laat ons onzen God offeren!  

 

 

-

9


 

  Men verzware den dienst over deze mannen, dat zij daaraan te doen hebben, enzich niet vergapen aan leugenachtige woorden.  

 

 

-

10


 

  Toen gingen de aandrijvers des volks uit, en deszelfs ambtlieden, en spraken tothet volk, zeggende: Zo zegt Farao: Ik zal ulieden geen stro geven.  

 

 

-

11


 

  Gaat gij zelve heen, haalt u stro, waar gij het vindt; doch van uw dienst zal nietverminderd worden.  

 

 

-

12


 

  Toen verstrooide zich het volk in het ganse land van Egypte, dat het stoppelenverzamelde, voor stro.  

 

 

-

13


 

  En de aandrijvers drongen aan, zeggende: Voleindigt uw werken, elk dagwerk opzijn dag, gelijk toen er stro was.  

 

 

-

14


 

  En de ambtlieden der kinderen Israels, die Farao's aandrijvers over hen gesteldhadden, werden geslagen, en men zeide: Waarom hebt gijlieden uw gezette werkniet voleindigd, in het maken der tichelstenen, gelijk te voren, alzo ook gisteren enheden?  

 

 

-

15


 

  Derhalve gingen de ambtlieden der kinderen Israels, en schreeuwden tot Farao,zeggende: Waarom doet gij uw knechten alzo?  

 

 

-

16


 

  Aan uw knechten wordt geen stro gegeven, en zij zeggen tot ons: Maakt detichelstenen; en ziet, uw knechten worden geslagen, doch de schuld is uws volks!  

 

 

-

17


 

  Hij dan zeide: Gijlieden gaat ledig, ledig gaat gij; daarom zegt gij: Laat ons gaan,laat ons den HEERE offeren!  

 

 

-

18


 

  Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden; evenwel zult gij hetgetal der tichelstenen leveren.  

 

 

-

19


 

  Toen zagen de ambtlieden der kinderen Israels, dat het kwalijk met hen stond,dewijl men zeide: Gij zult niet minderen van uw tichelstenen, van het dagwerk opzijn dag.  

 

 

-

20


 

  En zij ontmoetten Mozes en Aaron, die tegen hen over stonden, toen zij vanFarao uitgingen.  

 

 

-

21


 

  En zeiden tot hen: De HEERE zie op u, en richte het, dewijl dat gij onzen reukhebt stinkende gemaakt voor Farao, en voor zijn knechten, gevende een zwaardin hun handen, om ons te doden.  

 

 

-

22


 

  Toen keerde Mozes weder tot den HEERE, en zeide: Heere! waarom hebt Gij ditvolk kwaad gedaan, waarom hebt Gij mij nu gezonden?  

 

 

-

23


 

  Want van toen af, dat ik tot Farao ben ingegaan, om in Uw Naam te spreken,heeft hij dit volk kwaad gedaan; en Gij hebt Uw volk geenszins verlost.  

 

 

-

Exodus 6

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: