Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Exodus 3

Exodus

Index

Hoofdstuk 4

1


 

  Toen antwoordde Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijnstem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen!  

 

 

-

2


 

  En de HEERE zeide tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide: Een staf.  

 

 

-

3


 

  En Hij zeide: Werp hem ter aarde. En hij wierp hem ter aarde! Toen werd hij toteen slang; en Mozes vlood van haar.  

 

 

-

4


 

  Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit, en grijp haar bij haar staart!Toen strekte hij zijn hand uit, en vatte haar, en zij werd tot een staf in zijn hand.  

 

 

-

5


 

  Opdat zij geloven, dat u verschenen is de HEERE, de God hunner vaderen, deGod van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob.  

 

 

-

6


 

  En de HEERE zeide verder tot hem: Steek nu uw hand in uw boezem. En hij stakzijn hand in zijn boezem; daarna trok hij ze uit, en ziet, zijn hand was melaats, witals sneeuw.  

 

 

-

7


 

  En Hij zeide: Steek uw hand wederom in uw boezem. En hij stak zijn handwederom in zijn boezem; daarna trok hij ze uit zijn boezem, en ziet, zij was wederals zijn ander vlees.  

 

 

-

8


 

  En het zal geschieden, zo zij u niet geloven, noch naar de stem van het eersteteken horen, zo zullen zij de stem van het laatste teken geloven.  

 

 

-

9


 

  En het zal geschieden, zo zij ook deze twee tekenen niet geloven, noch naar uwstem horen, zo neem van de wateren der rivier, en giet ze op het droge; zo zullende wateren, die gij uit de rivier zult nemen, diezelve zullen tot bloed worden op hetdroge.  

 

 

-

10


 

  Toen zeide Mozes tot de HEERE: Och Heere! ik ben geen man wel ter tale, nochvan gisteren, noch van eergisteren, noch van toen af, toen Gij tot Uw knechtgesproken hebt; want ik ben zwaar van mond, en zwaar van tong.  

 

 

-

11


 

  En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wieheeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, deHEERE?  

 

 

-

12


 

  En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult.  

 

 

-

13


 

  Doch hij zeide: Och, Heere! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudtzenden.  

 

 

-

14


 

  Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide: is niet Aaron, deLeviet, uw broeder? Ik weet, dat hij zeer wel spreken zal, en ook, zie, hij zaluitgaan u tegemoet; wanneer hij u ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd zijn.  

 

 

-

15


 

  Gij dan zult tot hem spreken, en de woorden in zijn mond leggen; en Ik zal metuw mond, en met zijn mond zijn; en Ik zal ulieden leren, wat gij doen zult.  

 

 

-

16


 

  En hij zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden, dat hij u tot eenmond zal zijn, en gij zult hem tot een god zijn.  

 

 

-

17


 

  Neem dan dezen staf in uw hand, waarmede gij die tekenen doen zult.  

 

 

-

18


 

  Toen ging Mozes heen, en keerde weder tot Jethro, zijn schoonvader, en zeidetot hem: Laat mij toch gaan, dat ik wederkere tot mijn broederen, die in Egyptezijn, en zie, of zij nog leven. Jethro dan zeide tot Mozes: Ga in vrede!  

 

 

-

19


 

  Ook zeide de HEERE tot Mozes in Midian: Ga heen, keer weder in Egypte, wantal de mannen zijn dood, die uw ziel zochten.  

 

 

-

20


 

  Mozes dan nam zijn vrouw, en zijn zonen, en voerde hen op een ezel, en keerdeweder in Egypteland; en Mozes nam den staf Gods in zijn hand.  

 

 

-

21


 

  En de HEERE zeide tot Mozes: Terwijl gij heentrekt, om weder in Egypte tekeren, zie toe, dat gij al de wonderen doet voor Farao, die Ik in uw hand gesteldheb; doch Ik zal zijn hart verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan.  

 

 

-

22


 

  Dan zult gij tot Farao zeggen: Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijneerstgeborene, is Israel.  

 

 

-

23


 

  En Ik heb tot u gezegd: Laat Mijn zoon trekken, dat hij Mij diene! maar gij hebtgeweigerd hem te laten trekken; zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene doden!  

 

 

-

24


 

  En het geschiedde op den weg, in de herberg, dat de HEERE hem tegenkwam,en zocht hem te doden.  

 

 

-

25


 

  Toen nam Zippora een stenen mes en besneed de voorhuid haars zoons, en wierpdie voor zijn voeten, en zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom!  

 

 

-

26


 

  En Hij liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom! vanwege de besnijdenis.  

 

 

-

27


 

  De HEERE zeide ook tot Aaron: Ga Mozes tegemoet in de woestijn. En hij ging,en ontmoette hem aan den berg Gods, en hij kuste hem.  

 

 

-

28


 

  En Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden des HEEREN, Die hem gezondenhad, en al de tekenen, die Hij hem bevolen had.  

 

 

-

29


 

  Toen ging Mozes en Aaron, en zij verzamelden al de oudsten der kinderenIsraels.  

 

 

-

30


 

  En Aaron sprak al de woorden, die de HEERE tot Mozes gesproken had; en hijdeed de tekenen voor de ogen des volks.  

 

 

-

31


 

  En het volk geloofde, en zij hoorden, dat de HEERE de kinderen Israels bezocht,en dat Hij hun verdrukking zag, en zij neigden hun hoofden, en aanbaden.   

 

 

-

Exodus 5

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: