Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Genesis 14

Genesis

Index

Hoofdstuk 15

1


 

  Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht,zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.  

 

 

-

2


 

  Toen zeide Abram: Heere, HEERE! wat zult Gij mij geven, daar ik zonderkinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?  

 

 

-

3


 

  Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon vanmijn huis zal mijn erfgenaam zijn!  

 

 

-

4


 

  En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaamniet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.  

 

 

-

5


 

  Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel desterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!  

 

 

-

6


 

  En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.  

 

 

-

7


 

  Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur derChaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.  

 

 

-

8


 

  En hij zeide: Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?  

 

 

-

9


 

  En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en eendriejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif.  

 

 

-

10


 

  En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deeltegen het andere over; maar het gevogelte deelde hij niet.  

 

 

-

11


 

  En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg het weg.  

 

 

-

12


 

  En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap opAbram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem.  

 

 

-

13


 

  Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in eenland, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukkenvierhonderd jaren.  

 

 

-

14


 

  Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zijuittrekken met grote have.  

 

 

-

15


 

  En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begravenworden.  

 

 

-

16


 

  En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid derAmorieten is tot nog toe niet volkomen.  

 

 

-

17


 

  En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar waseen rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging.  

 

 

-

18


 

  Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uwzaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier,de rivier Frath:  

 

 

-

19


 

  Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,  

 

 

-

20


 

  En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,  

 

 

-

21


 

  En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.   

 

 

-

Genesis 16

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: